maandag 17 juli 2006

Sterrenkijker. De geschiedenis van de telescoop

WATSON, F., Sterrenkijker. De geschiedenis van de telescoop. (Vert. 2004) A'dam, Athenaeum-Polak&Van Gennep, 2006, 312 pp. – ISBN 90 253 60955

De apertuurziekte, zo noemt men in astronomenkringen de drang om telescopen te bouwen met steeds grotere diameter. Immers, hoe groter de apertuur, hoe meer licht uit het heelal een telescoop kan opvangen, en hoe meer er dus te zien is. Dit is echter niet helemaal correct, want de prestaties van een telescoop hangen van meer af dan van de openingsdiameter.
Daar had ik tot voor kort niet het flauwste idee van, maar nu ik het boek van Watson heb gelezen toch een klein beetje meer. Watson is zelf een gereputeerd Australisch astronoom en dus insider. Zijn geschiedenis van de sterrenkijker is niet alleen interessant voor een ingewijde, maar ook voor een leek als ik.

We zullen nooit met zekerheid weten wie de telescoop heeft uitgevonden en wanneer dat gebeurde. Hij dook plotseling schijnbaar uit het niets op en kennelijk op verschillende plaatsen tegelijk. Maar eenmaal uit de steigers werd het ontwerp steeds beter, en stelde hij de mens in staat om de geheimen van het heelal een voor een te ontraadselen. En tot vandaag blijven astronomen de hemel geheimen ontfutselen met elk instrument dat ze in handen kunnen krijgen.

Het boek van Watson levert een boeiend verhaal over het indrukwekkend menselijk technisch en wetenschappelijk vernuft. Het is de geschiedenis van de samenwerking van spitsvondige ambachtslui en ingenieurs, en natuurwetenschappers. De steeds nauwkeuriger instrumenten gaven het levenslicht aan nieuwe wetenschappen als de astrofysica en de kosmologie.

Diezelfde grootse geschiedenis kende naast ups ook downs. Naast een enorme reeks gewone wetenschappers hielden zich ook een aantal excentrieke en onaangepaste genieën bezig met de ontwikkeling van de telescoop. Kleinmenselijke motieven als rivaliteit zijn ook aan grote figuren niet vreemd, en Watson gaat ook dit aspect van de geschiedenis niet uit de weg.

Al met al dus een leerrijk boek, dat bovendien erg vlot leest. Alleen al de epiloog is de moeite waard: het is een SF-achtig relaas van de evolutie van de telescoop in de 21e eeuw.

De bijlagen zijn omvangrijk: een uitgebreide rubriek noten en bronnen, een verhelderende verklarende woordenlijst en een trefwoordenregister.
Wat ik toch miste: een tekst met basisbegrippen uit de optica (die is echt noodzakelijk!), en voldoende foto's en afbeeldingen.

© Minervaria

Geen opmerkingen: